Vandaag is de dag van Psalm 90. We lezen de psalm helemaal.

Als kind weet ik nog hoe mijn grootvader voorafgaand aan de jaarwisseling deze psalm las. Ernstig en eerbiedig klonken de woorden van misschien wel de oudste psalm in het psalmboek, in ieder geval de enige die aan Mozes wordt toegeschreven. Mijn grootvader met zijn witte haren, zijn grote handen, zijn hele leven geleefd op het water en geleefd met de psalmen. Geleefd met een God die ver verheven was boven ons mensen. Geleefd in een diep besef van de gevallen mensheid. Maar nooit geleefd zonder de hoop dat deze hoog verheven God de mens zou overlaten aan zichzelf in dit heelal.


Van geslacht tot geslacht is de Heer ons een toevlucht geweest. Ik kan het de psalmist nazeggen. De generaties voor mij leefden met God. Tegelijkertijd zijn er geen garanties voor de generatie na mij. Zal het leven met God ook door de volgende generatie gedragen worden? Ik vind dat een spannende vraag. Geloven lijkt vandaag vluchtiger te zijn dan ooit. In een tijd waar alles onder druk staat en vloeibaar wordt is de vluchtigheid van alle dingen onverminderd sterk aanwezig.
Het moet de ervaring van Mozes geweest zijn toen hij door de woestijn trok met die generatie van het volk dat het Beloofde Land nooit binnen zou gaan. De relatie tussen de zonde en de dood van dit volk blijkt overduidelijk in deze psalm; "Wij komen om door uw toorn, door Uw woede bezwijken wij. U hebt onze zonden vóór U geleid, onze geheimen in het licht van Uw gelaat". Zij leefden en trokken door de woestijn onder dit vonnis van God. Zoals ook mijn grootvader leefde in een diep besef van het menselijke tekortschieten naar God.

Maar daar blijft het niet in deze psalm. De vluchtigheid van het leven, de toorn van God over zonde, de naderende dood zijn allemaal realiteiten die niet het laatste woord bepalen. Ze worden gekend, erkent en uitgesproken. Maar daar blijft het niet. Vanaf vers 12 zien we de omslag: "Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult". In de situatie waarin zij zich bevinden is daar het gebed om wijsheid en het gebed om ontferming: vervul ons in de morgen met uw liefde, laat ons van blijdschap juichen, al onze dagen.
De vraag om vreugde, liefde, blijdschap en genade vanuit de erkenning dat er niets is waar we dit aan verdiend hebben laat zien dat Mozes weet wie God is. Dat hij hem kent en weet dat deze goede dingen enkel en alleen bij God te vinden zijn. Zelfs in de woestijn. Zelfs in de uitzichtloosheid. Zelfs in een sterk besef van de eigen gebrokenheid. Het is het leven van mijn grootvader die wist hoe Gods hand hem droeg en die leefde vanuit Gods genade.

Aan het begin van de psalm startte Mozes bij de Heer die een toevlucht is geweest van geslacht op geslacht. Hier tegenover de bede uit vers 16 met de vraag of God Zijn glorie bekend wil maken aan de nieuwe generatie. Mijn grootvader kende de glorie van God. Ik heb een herinnering aan hem dat hij naar voren liep in een kerkdienst. Ik weet niet wat de oproep of de bedoeling was. Maar zie hem nog in het gangpad staan met zijn armen in aanbidding uitgestrekt naar boven en zijn ogen dicht. Met zijn witte haren en zijn pak aan. Ergens voelde ik de heiligheid van het moment. God maakte zijn glorie bekend. Het is, met Mozes, ook mijn bede dat God Zijn glorie bekend maakt aan mijn kinderen. Dat de generatie van mijn kinderen in de wereld zoals die vandaag is opnieuw mag ontdekken dat vreugde, liefde, blijdschap en genade eerst en voor alles bij God te vinden zijn.

Waar we de wil van God doen op aarde, zoals die in de hemel gedaan wordt, wordt Gods genade zichtbaar. Waar we ontdekken dat de vluchtigheid van het leven, zonde, moeite en leed geen eeuwigheidswaarde hebben in het Koninkrijk dat komt kunnen we deze bedes van Mozes om liefde, blijdschap, vreugde, glorie en genade in het vertrouwen bidden dat we ze eens in alle volheid waar zien worden en dat we de glimpen daarvan vandaag in de eenvoud van ons dagelijks leven mogen zien.
Daarom vind ik het einde van de psalm ook zo mooi: "bevestig het werk van onze handen, het werk van onze handen, bevestig dat." Van de bedes om hoge, geestelijke gaven terug naar de aarde. De handen die mijn grootvader in dat gangpad in de lucht hield waren handen die gewend waren geweest om te werken. Hard te werken. Maar altijd in de wetenschap dat we in dit harde werken afhankelijk zijn van de God door wiens genade we leven. Ik bid voor jou dat God het werk van jouw handen vandaag mag bevestigen. En daarnaast dat God zijn glorie aan je bekend mag maken en jij Zijn genade mag zien.